Yoga Vedanta Aalst, België
63 jaar op het Yogapad
60 jaar Voorzitter van Yoga Vedanta VZW
Afdeling Aalst van
The Divine Life Society, Rishikesh, India
Narayana
Studenten in India leerden in lang vervlogen tijden de Vedas. Op het einde kregen ze richtlijnen mee: “Spreek de waarheid. Doe wat juist is. Maatri devo bhava: vereer je moeder als God. Pitri devo bhava: vereer je vader als God. Aachaarya devo bhava: vereer de Goeroe als God".
Je moeder heeft je negen maanden lang haar schoot geleend. Ze droeg er al het ongemak van. Ze onderging de barensweeën. Ze was je eerste Goeroe. En als je als volwassene bij haar komt of aan haar denkt als ze er niet meer is, word je weer een kind, al ben je een eerste minister. Je vader heeft je verwekt en laadde daardoor een zware verantwoordelijkheid op zijn schouders. De Goeroe heeft je het leven geschonken op het spirituele pad.
Mijn moeder, Alice Guns, was de oudste van drie meisjes. Haar vader werkte als nachtwaker in de brouwerij Van Roy, in Wieze. Zeven dagen op zeven zonder vakantie. Dat heeft hij jaren gedaan. Hij had bovendien nog een kleine boerderij. Maar hij had overdag nog tijd om te werken als ordebewaarder of suisse in de kerk op zondag en op huwelijken en begrafenissen. Het was de glorietijd van de kerk. In een dorp als Wieze waren er een pastoor en een onderpastoor, elk in een groot huis met een meid en er was ook nog een koster en een suisse en misdienaars op overschot. Nu lopen de kerken leeg.
Mijn grootvader, Jozef Kiekens, stierf toen hij 44 was. Mijn vader, Emiel Kiekens, was de oudste zoon van negen kinderen. Hij moest naar de fabriek om de kost te verdienen voor zijn vijf broers en drie zussen. Mijn grootmoeder hertrouwde na enkele jaren met de broer van haar man, die al gepensioneerd was. Deze had twaalf kinderen, maar die waren allemaal al het huis uit.
In 1940 brak de oorlog uit. Mijn broer Louis werd van vandaag op morgen gespeend. Hij was dan 4 jaar. En mijn vader vertrok per fiets met het andere mansvolk naar het Zuiden van Frankrijk waar ze enkele maanden bleven op de vlucht voor de Duitsers. In 1914 hadden de Duitsers hele wijken plat gebombardeerd en vele mensen vermoord.
Maar in 1940 waren ze wat milder. Ze dachten wellicht dat ze hier eeuwig zouden blijven. Mijn moeder bleef alleen achter. Mijn broer was erg gehecht aan zijn vader. Door de samenloop van beide wilde hij niet meer eten. Hij kreeg heftige buikloop. Ze hebben hem er met moeite doorgehaald. Ik herinner me vooral de honger, de angst van de mensen en het vele bidden. De mensen werden gespaard van de hongersnood door de haring. ’s Morgens haring, ’s middags haring, ’s avonds haring, gebakken, gedroogd of opgelegd. Het was de wonderbare visvangst. Door de vele lijken in de golfstroom werd de vis goed gevoed en aten ze geen gedeelte van hun eitjes en jongen op. Zo werkt Moeder Natuur.
De mannen moesten gaan werken naar Duitsland. Gelukkig was mijn vader daar te oud voor. In 1945 werden we bevrijd door de Canadezen. Het was een zotte tijd. Er was elke dag bal. De Canadezen hadden een groot orkest. Ik stond elke dag te gapen aan het podium. Ik kon mijn ogen niet afhouden van de schuiftrompet en kon niet begrijpen waar dat ding naartoe schoof. Ik had twee tantes in hun apenjaren. Ze moesten mij meenemen als chaperon. Van dan af werden we blootgesteld aan Amerikaanse films. Het is verbazingwekkend hoe snel de wereld daardoor veranderde.
Moe en pa, merci
In die tijd moesten kinderen van arme mensen op hun veertiende, einde van de schoolplicht, naar de fabriek. Er kwam dan wat meer geld binnen. Maar mijn vader wilde niet dat zijn kinderen zoals hij naar de fabriek moesten met boterhammen zonder beleg en een bidon koude koffie. Onze ouders hebben kromgelegen om ons te laten leren.
Op mijn veertiende kreeg ik een voedselvergiftiging, die mij bijna het leven kostte. Ik hield er een chronische darmontsteking aan over. Dit betekent drie, vier keer per jaar heftige buikloop, overgeven en snerpende buikpijn.
In 1954 slaagde ik voor twee examens in de Algemene Spaar- en Lijfrente Kas (ASLK). In die tijd de enige grote bank in België. Het was om er te werken de hemel op aarde. Toen ik er drie maand werkte, werd ik opgeroepen om mijn legerdienst te doen. Ik diende achttien maanden in de Belgische Marine, die pas was gesticht. Onze instructeurs waren Nederlanders van de lange omvaart, echte slavendrijvers. Ik zwaaide af in augustus 1956 en ging weer aan het werk in de ASLK.
Op zekere leeftijd wordt elke bobbel op het lichaam een aantrekkingspunt en zoekt men een partner. Er was in Aalst elke zaterdagavond bal in een ruime zaal met een groot orkest. Daar heb ik in het najaar van 1956 mijn vrouw leren kennen. Ze was van Oostduinkerke, een kustgemeente tegen de Franse grens, 120 km ver. Daar was alleen werk in de horeca in juli en augustus. De rest van het jaar zakte ze af naar het binnenland om werk te zoeken. Ze heeft een jaar in Londen gewerkt in een tehuis voor gefortuneerde oude dames. Ze werkte een jaar in Charleroi en leerde er Frans.
In 1956 werkte ze in Aalst bij een dokter. Aangezien de vrijage ernstig werd, bleef ze in Aalst werken. We hadden twee jaar verkering. Toen sprak mijn lief van trouwen. Ik zei: “Ik wil met u trouwen als ge niet gaat werken.” Mijn moeder ging werken en ik was het zo kotsbeu altijd in een leeg huis thuis te komen. Mijn lief had al een carrière van 10 jaar achter de rug. Ze moest dus niet lang nadenken over mijn aanbod.
De vrouw is het ontvangende, het transformerende. De man is het gevende. De oude wijzen zeiden: “Geef een vrouw sperma, ze baart je een kind. Geef haar etenswaren, ze bereidt je een maaltijd. Geef haar een huis, ze maakt je een thuis. Schenk haar je hart, ze maakt je een hemel.” We trouwden in Oostduinkerke. We moesten onze eigen kleren kopen en ook die van mijn ouders. En mijn familie moest worden gelogeerd in het hotel. We trouwden op 19 juni 1958. Na de huwelijksmis deden de genodigden de toer van de cafés. Dan was er een uitgebreide maaltijd. Daarna ging iedereen naar huis. Tegen de avond kwam de hele parochie naar het feest. De cafébaas gaf zijn zaal. De trouwers zorgden voor muziek, een trommelaar en een accordeonspeler. De mensen betaalden hun eigen consummatie. Om middernacht zorgden de trouwers voor twee wasmanden vol pistolets en sandwiches met hesp en kaas.
We keerden terug met een lege portemonnee. Mijn vader zei: “Dat is toch geen probleem, jong. We hebben hier een zolder. Installeer u daar.” We hebben een jaar op zolder gewoond onder de pannen. En 1958 was een strenge winter. ’s Morgens lag ons bed vaak vol stuifsneeuw. Maar we waren gelukkig. Na negen maanden en twee dagen lag onze oudste dochter in de wieg. Het was geen ongelukje, want mijn vrouw had van pure alteratie haar maandstonden toen we trouwden.
Ik begon op dat ogenblik al goed te verdienen in de ASLK. Ik deed bijvoorbeeld tien overuren per week. Ik verdiende aan overuren genoeg om de huur van ons huis te betalen. Het was wel een krot, maar we waren toch al modern: we hadden een stoof die ’s nachts bleef branden, een feu continu. We hadden geen radio, geen tv, één stopcontact, de wc was een plank met een gat in boven een beerput en we hadden een pomp aan de achterdeur. Maar we hadden elkaar. We kregen er onze tweede dochter. Daarna was het, zoals de protestanten zeggen, voor het zingen de kerk verlaten of, zoals wij zeggen, naar Brussel rijden en in Schaarbeek afstappen.
Tijdens de jaarlijkse missie met de Redemptoristen vroeg de pater aan mijn vader tijdens de biecht hoeveel kinderen hij had. “Twee en dat is al één meer dan gepland.” “En hoe doet ge dat dan?” “Oppassen, he, eerwaarde.” Na een preek van tien minuten waarin de eerwaarde uitlegde waarom oppassen zonde was, vroeg hij: “En wat gaat ge nu doen?” “Hetzelfde. Wat kan ik anders doen?” “Dan kan ik u de absolutie niet geven.” Veertien dagen later was mijn vader zijn werk kwijt. Hij was ervan overtuigd dat de pater uit de biecht had geklapt. “De CVP, Crapuul van Pruisen”, zei hij. De CVP was de Christelijke Volks Partij.
Mijn vrouw en ik waren allebei niet veel gewend en we waren met weinig tevreden. Wat we er in de loop van jaren bij kregen, was meegenomen. En we hebben het altijd simpel gehouden, want de luxe van vandaag is de noodzaak van morgen. Swami Sivananda zong (in zijn lied Twenty precepts for practise): “It’s a curse and a constant worry to possess more than is necessary.”
Een vrouw die niet moet gaan werken en die haar man graag ziet, wat doet ze? Onder andere lekker koken. De chronische darmontsteking kwam in volle glorie terug. In september 1959 verschenen in De Vooruit, een socialistische krant, drie zaterdagen na elkaar artikels over het weldoende effect van Yoga. Er stond een bon bij om in te schrijven. Mijn vrouw vulde die in en stuurde hem op. Na een maand viel het cursusje in de bus. Het zag er maar ontgoochelend en armtierig uit, maar de inhoud was stukken beter dan het uitzicht, wat zelden voorvalt. Ik begon in oktober 1959 fervent te beoefenen wat het cursusje voorschreef en binnen de drie maand genas mijn chronische darmontsteking zonder ooit terug te keren.
Er stonden welgeteld twee Yogahoudingen in, de voorwaartse buiging staand en de voorwaartse buiging zittend. Ik moest met de benen samen vooroverbuigen zover ik met gemak kon en de handen op de benen leggen. Ik moest niet speciaal gaan ademen: de longen weten hoe ze in de gegeven omstandigheden moeten ademen. Ik moest proberen er hier en nu bij te zijn. En dan moest ik tellen tot 15. Daarna precies hetzelfde zittend.
De volgende dag moest ik tellen tot 30. Dus elke dag 15 tellen bij tot ik aan 180 tellen kwam. Daarna moest ik wat dieper buigen en herbeginnen met 15 tellen. Enzovoort.
Ik deed dit alles dagelijks consciëntieus toen ik van mij werk kwam boven in de slaapkamer voor ik aan tafel ging, op een lege maag, zoals de cursus voorschreef. Mijn vrouw zorgde ervoor dat niemand me kwam storen, omdat ze zag hoeveel goed het me deed. Ze kreeg een andere man toen ik beneden kwam.
We woonden aan een bergop. Ik reed met de fiets naar het station waar ik een trein naar Brussel nam. Toen ik aan het einde van de bergop kwam, stond ik in mijn zweet, mijn hart bonsde en ik was buiten adem. Na enkele weken oefenen, zweette ik niet meer, mijn hart werd ik niet meer gewaar en ik was niet meer buiten adem. Dit was het begin van een lang en heerlijk verhaal. Mijn jongere broer zag het cursusje op tafel liggen. Hij bladerde erin en liet zich ook inschrijven. Ik voelde me steeds beter en voelde dat ik een zuivering onderging. Ik begon zienderogen te vermageren zonder dat ik iets veranderde aan mijn eten. Birshner-Benner, een Zwitserse arts en voedseldeskundige (1867-1939), beschreef dit fenomeen. Hij schreef dat het hormonaal te verklaren valt. Hij schreef iets voor dat nu iedereen kent, maar dat in die tijd volstrekt onbekend was, namelijk muesli. Mijn vrouw maakte het elke dag met een potje verdikte melk, geraspte appel en amandelschilfers. Zo kwam ik weer op een normaal gewicht. Na een jaar stopte de cursus. Ik hoorde later dat de auteur van wie ik zelfs de naam niet kende, was omgekomen in een auto-ongeluk.
De cursus gaf een verklaring voor het effect van de oefening. Als je vooroverbuigt, trek je de wervels uit elkaar. Er komt dan vanzelf een veel betere doorbloeding op gang naar de ruggenmergszenuwen, die er zijn ingeplant. Ze slorpen dat extra slagaderlijk bloed met grote gretigheid op en worden sterk en omdat je er probeert hier en nu bij te zijn, gaan ze minder chaotisch werken. De endocriene klieren staan onder rechtstreeks bevel van het zenuwstelsel. Ze werken als een orkest. De dirigent is de hypofyse. Als zij goede boodschappen krijgt van het zenuwstelsel, geeft ze goede boodschappen door aan haar onderdanen en je gezondheid gaat er sprongen op vooruit.
Ik leerde dat men niet moet oefenen voor de vruchten van de oefening. Die dragen zorg voor zichzelf. Men moet zich concentreren op de methode en het juiste ding doen. Als je aardappelen wil, moet je de grond bewerken en bemesten, het plantsoen in de grond steken. Na een tijd moet je de aardappelen aanhopen, zodat ze ruimte hebben om te groeien. Als het weer meezit, want er is altijd een kosmische factor in het spel, zul je aardappelen oogsten. De aardappelen dragen zorg voor zichzelf. Dit is een kostbare les.
Toen de cursus stopte, waren er twee boeken over Yoga op de markt, het ene van Selvarajan Yesoedian, het andere van de Nederlandse arts Rama Polderman. Het boek van Yesoedian was boeiend, maar veel te moeilijk. Polderman heeft ons veel geholpen. Ik heb hem jaren later een paar keer ontmoet. Rama was zijn doopnaam. Zijn ouders waren immers theosofen. Hij was het jongetje dat in 1925 de heilige vlam aanstak bij het begin van het congres dat door de theosofen werd georganiseerd in Ommen, Nederland, met Krishnamoerti. In de bibliografie van zijn boek vonden we “Swami Sivananda, India”. Mijn broer schreef een brief met niet meer adresgegevens dan dit. Binnen de veertien dagen had hij een antwoord.
Mijn vader was juist gestorven (hij was maar 57) en ik was met de moed der wanhoop de vijf aren grond rond het ouderlijk huis aan het omspitten. Mijn broer kwam aangereden met de fiets, heel opgewonden. Ik dacht: “Onze Louis komt mij wat helpen”, maar geen haar op zijn hoofd dat daaraan dacht. Hij zei: “Ik heb een brief gekregen van Swami Sivananda.” Hij las hem voor. Hij zei: “We gaan een vereniging stichten en gij moet voorzitter worden.”
Hij vroeg niet of ik dat wilde worden, want daar had ik echt geen zin in. Eén van mijn problemen is echter: ik kan moeilijk neen zeggen. En hij maakte er direct werk van. Met enkele vrienden die we al hadden warm gemaakt voor Yoga stichtten wij een vereniging. We kwamen geregeld samen.
We zochten de schepen op die de zalen onder zijn bevoegdheid had. Hij zei: “Ik zie dat ge brave jongens zijt, maar er zijn zoveel verenigingen in Aalst dat we geen zalen meer hebben.” “Allee, meneer de schepen, de mensen willen Yoga doen.” Hij liet zich vermurwen en zei dat we het stedelijk zwembad mochten gebruiken buiten de uren van het publiek. Het publiek kwam om 7 uur. Wij gaven Yogales om 5 uur ‘s morgens. En er kwam veel volk op af na een annonce in De Streekkrant. Iedereen lag in die tijd om een uur of 9 in zijn bed. Wij hadden onze sociale moeilijkheden. Nu staan de mensen op met een houten kop en ze krijgen de kommer en kwel van de hele wereld op hun bord.
Als je met Yoga begint, word je geconfronteerd met twee problemen: er is geen tijd voor voorzien en er is geen plaats voor voorzien. Swami Satchidananda bezocht in 1966, zijn eerste bezoek, het huis van twee van onze leden. Het was een huis waar een simpel mens alleen maar kan van dromen. De Swami toonde zijn appreciatie, maar op het einde vroeg hij of hij de shrine room, de meditatie kamer, mocht betreden, maar die was er niet. Hij vroeg of hij mocht zeggen waarom ze geen meditatiekamer hadden, maar ze moesten beloven niet kwaad te worden: Hij zei: “Je hebt geen meditatiekamer, omdat je geen cultuur hebt.” En dat is de spijker op de kop: het Westen heeft geen cultuur. Men sprak Mahatma Gandhi over de Westerse beschaving. “Dat zou een goed idee zijn”, zei hij.
Toen onze kinderen groter werden, werd ook het oefenen ’s avonds problematisch. Ik schakelde dan ook over naar ’s morgens. Ik moest om kwart over zes een trein halen om om 8 uur in Brussel te beginnen werken. Ik stond dus op om 4 uur. Ik oefende achter het bed. Mijn vrouw werd er soms wakker van. Zij vond dat niet erg, maar ik wel. Met oude lakens maakte ik onder de pannen een oefenruimte. Ik bouwde een altaartje, zette er een foto van Swami Sivananda, een kaars en reukstokjes op. Begon het nu toch de stenen uit de grond te vriezen. Stijf van de kou kwam ik beneden. Mijn vrouw had dan al een ontbijt klaar gemaakt. Ze zei dat ik zot was en dat ik plagen zou opdoen. Maar ik heb die winter zelfs geen verkoudheid gehad. Later maakte mijn schoonvader er een kamertje van en kocht ik mij een kacheltje. Ik sloeg geen enkele dag over. Ik heb dit gedaan tot ik werd gepensioneerd. Daarna begon ik aan mijn oefening om 5 uur. Er is maar één excuus om het niet te doen en dat is als ons huis in brand staat.
Na een tijd mochten we lesgeven in de Stadsschool De Kat aan het Vredeplein in een grote zaal waar overdag kleuters speelden. Daar hebben we lesgegeven tot in 1984, het begin van de oliecrisis. De zaal werd niet meer schoongemaakt en verwarmd. We zijn dan op zoek gegaan naar een eigen lokaal.
Op een dag in september in 1950 zaten we in de cinema. We kregen 20 frank zakgeld per week. Dat was goed voor drie films op zondagnamiddag en een pakje friet. Voor de film begon, was er het internationale nieuws Belgavox. Plots verscheen er een Indiase man op het scherm, groot van gestalte, met een kaal hoofd, blote schouders en met een lendendoek aan. Men hield een zonnescherm boven zijn hoofd en hij was omringd door een opwonden menigte. Dan zag je hem gaan zitten in een tempel. Hij wreef over zijn gezicht en ging in meditatie.
Begin 1963 stuurde Swami Sivananda ons een pak gratis boeken, boeken die hij zelf had geschreven. Het eerste boek dat ik in handen nam, was Essence of Yoga. Ik opende het. Ik riep mijn broer: “Kom eens kijken!” Op de titelbladzijde stond de foto van de man die we in 1950 in de bioscoop hadden gezien. Ik was dan 15, mijn broer 14. Kort na de onafhankelijkheid organiseerde Swami Sivananda een All-India-and-Ceylon Tour van 9 september tot 8 oktober 1950.
Hij wilde zijn landgenoten bewust maken van hun wonderlijke voorouderlijke cultuur. Hij bleef aan de grenzen van het rijk en vanuit het binnenland konden ze naar hem toekomen. Ze kwamen met tienduizenden. Hij sprak, zong en danste op het podium. De mensen waren wild enthousiast en aanbaden hem. Het gebeuren haalde het internationale nieuws. Dankzij hem verspreidde Yoga zich in geen tijd over de hele wereld. Hij stichtte in 1936 met enkele discipelen The Divine Life Society (DLS) in een vervallen koeienstal aan de voet van de uitlopers van de Himalayas op de rechteroever van de Ganges. We lazen in Het Laatste Nieuws dat Swami Sivananda overleed op 14 juli 1963.
In mei 1966 ontvingen we een brief van ene Swami Satchidananda waarin hij schreef dat hij ons kon bezoeken. We stuurden hem direct een treinticket. Het eerste contact was via de telefoon. Hij logeerde in het Hotel Napoléon in Parijs. We haalden hem af in Brussel-Zuid. Swami Satchidananda werd door Goeroedev naar Sri Lanka gestuurd om er een afdeling van The Divine Life in Kandy te leiden.
Een Amerikaanse regisseur, Conrad Rooks, maakte in Sri Lanka opnamen voor zijn film Siddhartha naar een roman van Herman Hesse. Hij ontmoette er toevallig Swami Satchidananda. Hij zocht de Swami geregeld op en nodigde hem uit naar Amerika. De Swami kreeg in het hoofdkwartier van de DLS de namen en adressen van leden in het Westen. Voor België waren wij dat en ene Princes d ’Arenberg, maar die was stokoud. Ze stuurde de brief aan André Van Lysebeth (1919-2004), een Yogaleraar in Brussel. De Swami kwam naar Aalst. André was gestoord. Hij vroeg aan de Swami waarom hij een gat als Aalst verkoos boven Brussel, een wereldstad.
De Swami antwoordde: “Uit de brief van de mensen van Aalst sprak meer nood aan hulp. U deed me een zakelijk voorstel.” We organiseerden een lezing in de feestzaal van het stadhuis, een receptie met het stadsbestuur en Satsangs in de stadsschool De Kat. De pers was ook aanwezig op de receptie. Een van hen schreef dat het de eerste receptie in de geschiedenis van Aalst was zonder drank en sigaren.
De Swami was verbaasd over onze kennis. We kenden de Yogahoudingen, de zuiveringsoefeningen enz. “Waar hebben jullie dat geleerd?” In de boeken van Goeroedev, dit is de naam waarmee zijn discipelen hem aanspraken en over hem spreken. Een boek is ook een leraar. Er is één ding dat het niet doet, het verbetert je niet. Je moet dus goed lezen. Goeroedev schreef: “Een leerling-verpleegster moest voor de eerste keer ‘s nachts in haar eentje de zieken verzorgen. De dokter drukte haar op het hart goed de bijsluiter van de medicijnen te lezen voor ze die toediende. Ze las: ‘Schudden voor gebruik.’ Ze schudde de patiënt en hij stierf.”
De Swami logeerde bij mijn broer. Die was rijk getrouwd, had geen kinderen en een groot huis. We hadden Swami Sivananda’s boek Japa Yoga bestudeerd. Mijn broer maakte maalaas (snoer met 108 kralen) met glazen kraaltjes. Voor Swami Satchidananda kwam, waren we al enkele jaren met Mantra Japa bezig.
Mijn broer vroeg Mantra-inwijding aan de Swami de eerste dag. Ik vroeg hetzelfde toen de Swami al klaar stond om te vertrekken. Hij zei: “You could not make up your mind.” “No, Swamiji.” Ik geef niet gemakkelijk mijn hart aan iets of iemand, maar als ik het geef, is het voor eeuwig. De Swami bleef veertien dagen. Toen we hem uitgeleide deden in Brussel Zuid dachten we hem nooit weer te zullen zien.
Maar de Swami bleef hangen in Amerika. Het was de hippietijd, de tijd van de lsd. De Swami was een heel charismatisch man. In hun roes moeten ze in hem een speciaal wezen hebben gezien. Hij verbleef in iemands appartement in New York. Ze kregen van een zwarte muzikante Alice Coltrane een huis in Connecticut, dat was gebouwd door een excentrieke multimiljonair. Maar de winters zijn er heel streng en ze konden de verwarming niet betalen. Ze vroegen of ze het mochten verkopen. Het antwoord was dat ze het had geschonken “no strings attached”. Met de opbrengst kochten ze een groot stuk bos in Virginia aan de James River. In de verte zie je de Appalachen. Dit was vroeger Indianengebied. De Swami zei: “We bouwen eerst een tempel en daar rond zal het stadje groeien.” Ze groeven een kunstmatig meer uit en bouwden in het midden een tempel in de vorm van een lotus. Lotus is de afkorting van Light Of Truth Universal Shrine. Maar ze misrekenden zich. Het is een uur rijden naar de dichtstbijzijnde stad. Je rijdt voorbij kleine huisjes met vaak zwarte mensen. Men vindt in de buurt schier geen werk. De inwijkelingen bleven dan ook uit. Ze moeten het nu dus vooral hebben van bezoekende gasten.
Toen Swami Satchidananda zich vestigde in Amerika protesteerde Swami Vishnoedevananda, die er al jaren eerder door Goeroedev Swami Sivananda was naartoe gestuurd. Amerika en Canada waren zijn domein, was zijn argument. In het hoofdkwartier van de DLS zaten ze daar erg mee verveeld, maar Swami Satchidananda trok aan het kortste eind, hij stichtte geen afdeling van de DLS. Hij noemde zijn vereniging Integral Yoga Institute. Hij opende in 1969 het Woodstockfestival. Ik bezocht zijn Aashram tweemaal, eens alleen en eens met mijn vrouw. In de avondsatsang ging hij tussen ons in staan met zijn armen over onze schouders en zei: “These are my oldies.”
Hij kwam ooit na een wereldreis naar Aalst met 24 Amerikanen, een bandeloze bende en allemaal veteranen van de lsd. Toen ik jaren later Yoga Ville bezocht, was ik erover verbaasd hoe ze onder zijn invloed waren veranderd: vrij van drugs, gedisciplineerd, in het wit of in het oranje gekleed en zich kwijtend van hun taak op een meer dan voorbeeldige manier.
Van Lysebeth organiseerde in 1967 een Yogacongres in de zaal van het Centraal Station van Brussel. De 2000 zitplaatsen waren elke dag bezet van ‘s morgens tot ’s avonds. Het was de tijd dat Yoga vooral betekende knopen maken met het lichaam. Van Lysebeth had een Hatha Yogi meegebracht uit India, die geen Engels sprak, maar hij had een manager. Wat die Indiër deed met zijn lichaam was ongelooflijk. Het was ook de tijd van de fototoestellen met flitslicht. De Hatha Yogi had zich een bokserjas gekocht. Toen hij het podium besteeg, liet hij ze zakken en toonde zijn lichaam. De camera’s flitsten. Het was hallucinant. Er was een Indiër die uit Duistland kwam. Hij projecteerde dia’s. De eerste was een westerling met een dikke burgemeesterbuik. Hij zei: “Europabauch.” Op de volgende dia stond een Hatha Yogi. De man zei: “Yogabauch.”
Swami Satchidananda was ook uitgenodigd. Hij kwam weer twee weken naar Aalst. Hij wilde niet meer spreken over Hatha Yoga. “Dat hebben we gehad”, zei hij. Hij sprak nu over de Yogafilosofie.
In 1969 organiseerde Van Lysebeth een tweede Yogacongres in dezelfde zaal. Ook Swami Chidananda was nu van de partij. Hij was vergezeld van Nagarajan, die enkele jaren later werd gewijd tot Swami Vimalananda. Het probleem was: waar moeten we die mensen logeren?
We werden een vereniging zonder winstoogmerk (vzw)
Er moeten daarvoor statuten worden gemaakt en die moeten worden gepubliceerd in het Staatsblad. De vereniging heeft dan rechtspersoonlijkheid. Dit wil zeggen dat als er iets voorvalt het niet de bestuurders zijn die persoonlijk verantwoordelijk worden gesteld, maar dat het de vereniging is die ervoor opdraait als er kosten zijn.
Mijn broer kwam dat met mij bespreken op een zaterdagavond. Hij had De Streekkrant mee. Daarin vonden wij een appartement te huur in de Molenstraat, pal in het centrum van Aalst. We reden nog diezelfde avond bij de eigenaren, een oud Joods echtpaar, en tekenden het huurcontract. Dit zorgde voor een rel in het bestuur. We waren zo onvoorzichtig geweest Rama Saenen op te nemen in het bestuur. We hadden nog geen auto en hij was onze chauffeur en hij betaalde ons een verzekering. We hebben het duur betaald.
Ook nu zag hij de kans schoon om rel te schoppen. Hij had ieder bestuurslid opgepept. We kregen het dus op de vergadering te horen: “Weet je welke verantwoordelijkheid we nu dragen? Jullie huren een huis en veronderstel dat er iets voorvalt. Dan zijn we allen verantwoordelijk, want we hebben geen rechtspersoonlijkheid.” Hij eiste ons ontslag. Ik was direct bereid op te stappen. Ik stond op en zei: “Salut en merci.” Maar een al wat ouder bestuurslid, een leraar aan het VTI, verhief zijn stem en riep: “Dat kan niet. Het moet gedaan zijn met die stemmingmakerij. We zullen een vzw stichten en daarmee basta.”
Swami Chidananda gaf onze Aashram de naam Swami Sivananda Yoga Aashram. Na een paar jaar wilden de eigenaren van het appartement meer geld. We huurden dan een appartement in de Arbeidstraat van een echtpaar dat naar onze lessen kwam, maar daar kregen we last met een buur wegens geluidsoverlast. We verhuisden naar de Dirk Maertensstraat. In 1984 vonden wij een eigen lokaal.
Het tweede Yogacongres werd financieel een flop. Van Lysebeth zag het veel te groot. Hij zei: “Je moet de persmensen lokken met eten en drinken.” In het dure Métropole Hotel, in het centrum van Brussel, organiseerde hij een receptie. Mijn broer en ik gingen er heen samen met Swami Satchidananda. Er stonden in de ruime zaal tientallen gevulde champagneglazen in torenvorm opgestapeld. Dat moet een pak geld hebben gekost. Er waren toastjes. Er kwamen twee persmensen opdagen. De Swami en wij vroegen water, de persmensen vroegen een cola en een watertje. De persmensen aten een toastje. De Swami vroeg er een zonder vlees of vis. Dat was er niet. Van Lysebeth was er het hart van in. Er was ook de hele week simultaanvertaling. Ook dat was peperduur Dit was het einde van de Yogacongressen. Pierre Brel, de broer van Jacques Brel, was in het bestuur van de Yogafederatie om zijn vrouw te plezieren, die een Yogaschool had in Anderlecht. Hij kwam naar de vergaderingen met zijn secretaresse. Pierre beoefende geen Yoga, maar hij was de grootste Yogi van ons allemaal. Hij gaf zijn ontslag en verplichtte zijn vrouw hetzelfde te doen. Hij was een doodeerlijk en bekwaam zakenman, die aan het hoofd stond van een door zijn ouders gestichte papeterie en kartonfabriek in Anderlecht. Hij had Van Lysebeth gewaarschuwd, maar die wilde niet luisteren. Pierre vond ook onregelmatigheden in de boekhouding. Hij hing dit niet aan de grote klok, maar hij gaf me de raad ook ontslag te nemen. Ik deed het niet, omdat de Belgische Yoga Federatie op sterven na dood was en de splitsing in Frans en Vlaams onvermijdelijk werd.
Swami Satchidananda vond het niet kunnen dat we in 1967 het vijfjarig bestaan van Yoga Vedanta Aalst niet hadden gevierd. We vierden het dus in 1969 met twee jaar vertraging. De gebroeders Mertens uit Mechelen, Erik Gomez uit Gent, mevrouw Keus uit Nederland, Van Lysebeth en anderen waren er. En de mensen van Sint-Martens-Latem kwamen gratis macrobiotisch koken. De Swami gaf een onvergetelijk lezing in de feestzaal van het stadhuis.
Toen Swami Satchidananda in mei 1966 uit Aalst vertrok via Frankrijk en Engeland naar Amerika, zong hij tijdens zijn lezingen overal onze lof. Als gevolg daarvan kwamen de Swamis van de DLS die in het Westen actief waren naar Aalst afgezakt, de ene na de andere. De eerste was Swami Satyananda van de Bihar School of Yoga. Hij kwam enkele keren. Ik deed met hem nog een tournee door Nederland.
In Zuid-Afrika ontmoette Swami Satyananada Swami Chidananda, die Goeroedev had opgevolgd als president van de DLS. Hij wist niets van ons bestaan. Swami Satyananda zei hem dat hij in Aalst in een wonderbaar Yogacentrum was geweest. “Als je je ogen sluit terwijl ze hun kiertan doen, denk je dat je in Sivananda Aashram in de Satsang zit”, zei hij. Nieuwsgierig geworden, zette hij ons op zijn reisschema. Hij werd met de auto naar Aalst gebracht door Guy Despinardes zaliger, voorzitter van de afdeling Parijs van de DLS. Hij kwam in de Molenstraat binnen in de meditatiekamer. We hadden er een altaartje waarop een foto van Swami Sivananda stond. Hij ging languit liggen op zijn buik met de armen gestrekt in het verlengde van het lichaam, de handpalmen samen. Dit heet Dandavatpranaam (buiging als een stok). Hij bleef zo enkele minuten liggen en ging dan zitten met de benen gekruist. Hij zong met gloed Swami Sivananda’s lied Song of Salutations. Dit greep me zo aan dat ik dacht: “Dit moet ik ook leren.” Goeroedevs liederen leren, heb ik in de loop van jaren dan ook met onvermoeibare overgave gedaan.
Toen ik al gepensioneerd was, ging mijn kleindochter, die de liefde voor Yoga van mij heeft geërfd, naar de universiteit van Gent. Ze zei, “Pepeke, waarom ga je niet mee?” Ik dacht: “Waarom ook niet?” Ik liet me inschrijven in de faculteit Indologie voor de studie van het Sanskrit en het Hindi. Ik hield het de volle vier jaar vol. Ik wilde de Sanskrit- en Hindiliederen leren begrijpen.
Nadat hij ons had gebiologeerd met zijn lied keek hij ons aan en zei: “Ik ben Swami Chidananda, president van de DLS.” Dan moesten wij ons om beurten voorstellen.
De andere Swamis die kwamen, waren Swami Venkateshananda van Mauritius, Swami Sivapremananda, actief in ZuidAmerika, Swami Sahajananda uit Zuid-Afrika, Swami Hridayananda Ma, die in Rishikesh verbleef, ze bleef hangen in Nederland en overleed er ook en ik vergeet er enkele. We organiseerden met hen lezingen en Satsangs. Organisatorisch heb ik er veel van geleerd, onder andere de baas blijven, zich niet laten manipuleren en grenzen trekken.
Tijdens zijn derde bezoek zei Swami Satchidananda dat hij nu iets meer wilde, namelijk een Yoga Retraite. We organiseerden die in de Abdij van Drongen waar ik al een lezing had gegeven voor de scouts. De leegloop was dan al begonnen. Er waren bijna geen novicen meer. Er waren in een vleugel apart nog enkele bejaarde jezuïeten.
Er waren 250 deelnemers onder wie vele buitenlanders. Dat was nog mogelijk in die tijd. Ze hadden nog slaapzalen en een grote ronde zaal met verplaatsbare blokken waarin die groep gemakkelijk kon zitten. Sedertdien organiseren we er Yoga Retraites tweemaal per jaar. We volgen nog altijd Swami Satchidananda’s methode. Ik heb van hem veel geleerd. Hij was een strenge leermeester, die je ego kon treffen waar het meest pijn deed. Je kon dan twee dingen doen: weglopen of de pil slikken en wijs worden. Mijn broer koos het eerste, ik het laatste. De Swami heeft me er enkele keren voor gefeliciteerd.
Hij gaf in 1966 ook mijn vrouw een Mantra. ’s Nachts droomde ze dat ze haar klein autootje moest vastbinden aan een grote Amerikaanse slee, die werd bestuurd door Swami Satchidananda. Hij vertrok en versnelde, 100 per uur, 150 per uur en zij maar claxonneren. Ze werd badend in haar zweet wakker en ze vroeg me wat dit kon betekenen. Ik zei haar: “De Swami is je Goeroe, maar wat hij van je vraagt is een beetje moeilijk.” Ze had dezelfde droom nog niet zolanggeleden, maar ze reed nu met een brommer. Maar haar God was Swami Chidananda. We nodigden Swami Chidananda verscheidene keren uit en vierden met hem ons tienjarig, vijftienjarig, twintigjarig, vijfentwintigjarig en dertigjarig bestaan met Yoga Retraites in de abdij van Drongen, lezingen en Satsangs in Vlaanderen en Nederland.
Discipelen kwamen van overal, uit Amerika, Zuid-Afrika, Engeland, Duitsland, Beiroet, Frankrijk, Nederland, India. Alle hotels zaten vol en overdag kwamen ze allen eten. Ze wilden mee naar de lezingen in België en Nederland. Er moest dus voor vervoer worden gezorgd. Het waren vermoeiende, maar fantastische dagen.
Tijdens een van die bezoeken moest de Swami terugkeren naar India vanuit Aalst. Hij had een lange wereldtournee achter de rug. Hij kreeg overal van alles en nog wat en zei: “Ik moet bagage lozen of ik ga me blauw betalen aan douanekosten.” Een van de dingen was een draagbare schrijfmachine waarop hij tijdens zijn reis zijn correspondentie had getypt. Hij vroeg: “Wie doet hier al de Karma Yoga?” Hij bedoelde: wie maakt hier schoon, wie kookt hier? Ik antwoordde: “Dat doet mijn vrouw.” Hij zei: “Roep haar.” Hij legde de schrijfmachine in haar armen. Verbouwereerd zei ze: “Maar ik kan niet typen.” “Je kunt het leren”, was het antwoord. ’s Avonds was ze al aan het oefenen.
We gaven in eigen beheer vele boeken uit. Het zetten was duur, want het moest door de drukker allemaal worden getypt. Zij typte het op stencils, want die waren gemakkelijk te verbeteren. Ik draaide de stencils af en gaf die aan de drukker. Ze typte twee boeken: Yogakompas en Groot Satsangboek. Ze zijn al lang uitverkocht, maar ze werden gedigitaliseerd en staan op onze website onder “Boeken online”. Ze typte ons maandblad van 1970 tot 1984. In 1984 lieten wij het drukken. Haar werk was onberispelijk.
Ik nam haar eenmaal mee naar India. De Swami behandelde haar als een godin. De laatste dag voor ons vertrek zou hij ons een afscheidssatsang geven. In loop van de dag riep men ons naar de kamer van de Swami. Zijn oppasser opende de deur op een kier. De Swami lag op de grond onder een deken. De oppasser zei: “De Swami heeft een aanval van malaria. Hij is doodziek en zal niet naar de Satsang kunnen komen.” We zaten op tijd in de Satsang, die stipt begon. Wie kwam er na een tijd binnen? Swami Chidananda. Puur op zijn wilskracht gaf hij ons een denderende Satsang.
Na zijn tweede bezoek aan Aalst schreef Swami Satchidananda ons een brief. Hij schreef dat hij ons een spirituele naam gaf. We moesten een programma organiseren waarin een oudere persoon ons de namen kon geven. Hij schreef: “Jozef Kiekens is Narayana, zijn vrouw is Lakshmie, Louis Kiekens is Shiva, zijn vrouw is Oema, Marcel Deneef is Moeroega, zijn vrouw is Valli enz.”
In augustus 1973 ging ik voor het eerst naar India. Ik schreef een brief aan Swami Chidananda om toestemming te vragen om in de Aashram te verblijven. Ik schreef terloops dat ik graag ook Benares wilde bezoeken. Toen ik in Delhi arriveerde, wachtte Swami Vimalananda me op. Swami Vimalananda had in het beging van de jaren zeventig een jaar in Aalst gewoond. We hadden dan onze Aashram in de Arbeidstraat. Hij kwam met een koffer vol met cassettebandjes met lezingen van Swami Chidananda. In India gingen die kapot door de hitte en de vochtigheid van de moesson. Hij typte die allemaal uit. Hij kwam ’s avonds te voet bij ons, een wandeling van een uurtje. Mijn vrouw kookte en tegen een uur of tien bracht ik hem naar huis met de auto. Hij was een man zuiver als goud. Hij werd een dierbare vriend. Ik hem met hem tweemaal India doorkruist van noord naar zuid en de heiligdommen in de Himalayas, Badrinath, Kedarnath, Gangotri enz. bezocht.
Hij logeerde ons bij een steunpilaar van de DLS, ene Moekoendalal Satchdev, die een grootwarenhuis had op Connaught Place, het centrum van Delhi. Moekoendalal had een Ambassador, onverslijtbare auto’s, en een chauffeur. Hij toonde me de bezienswaardigheden in Delhi. Na een paar dagen vertrokken we met de trein naar Benares, twee dagen en een nacht. De trein stopt op bepaalde plaatsen en blijft een uurtje staan, mensen wassen zich dan onder de kraan en eten wat. Men rijdt door talloze dorpen. India is een prachtig land. Toen we in Benares onze intrek namen in het hotel, wie heette me welkom? Swami Chidananda. Hij was van Haridvaar speciaal naar Benares gereisd om mij welkom te heten. Hij bezocht met mij in een fietsrikhaw de belangrijkste tempels van Benares. Op de terugweg logeerden we in Koderma. Ik vroeg aan onze gastheer of hij Anandamayi Ma kende en of het mogelijk was haar te ontmoeten. Hij zei dat ze niet lang op dezelfde plaats bleef, maar dat het mogelijk was dat ze in dit seizoen misschien verbleef in haar Aashram in Rajgir, maar dat het heen en weer een taxirit van een dag was. We waagden het erop. De taxichauffeur ging binnen kijken en kwam weer buiten met een glimlach. Ma was er. We reden eerst naar de markt om fruit. Ik zat een uur aan de voeten van Ma. Ze zat in het wit gekleed op een podium. Ze bedekte haar mond met een tip van haar sari. Ze zei dat ze een abces had en dat ze moeilijk kon spreken. Ik weet niet wat mij bezielde en zei: “Als ik in Rishikesh ben, zal ik voor u bidden opdat de abces snel zou genezen.” Ze glimlachte en zei: “Ik zie dat er liefde is in uw hart.” Ze was een geboren wijze. Ze was een vrouw zonder veel schoolse kennis, maar professoren zaten aan haar voeten en ze beantwoordde al hun vragen.
Enkele dagen later kwamen we in de Aashram aan. Ik werd geïnstalleerd in OM Koetier. Swami Vimalananda woonde in diezelfde koetier. ’s Anderendaags stelde Swami Vimalananda me voor aan de andere Swamis. Ze bogen met de handpalmen samen en zeiden: “Narayana.” Ik dacht: “Hoe weten die mijn naam?” Maar spoedig had ik het door: ze kenden mijn naam niet, maar ze begroetten me als Narayana en niet als Jozef Kiekens.
Ieder wezen is in een etmaal enkele uren gelukkig, namelijk als ze slapen en niet dromen. Ze rusten dan in de zaligheid van hun hart, de zaligheid van sprakeloosheid. Zelfs Dutroux in zijn cel. Als hij wakker wordt, wordt hij weer Dutroux. Dat is ieders drama. Yoga is het ont-ikken van de persoonlijkheid. Mijn verblijf in de Aashram viel samen met de viering van Krishnajayanti, de geboortedag van Krishna. Swami Chidananda nam me mee naar een hillstation in Mussoorie, waar Engelsen hun vakanties doorbrachten, waar hij was uitgenodigd voor een lezing in een school voor ambtenaren, die werden opgeleid voor de uitvoering van allerlei bestuurlijke taken.
Het was de tijd dat hippies India hadden ontdekt. Swamiji legde uit wat ze er kwamen zoeken en hij vroeg aan de leerlingen trots te zijn op hun voorouderlijke cultuur en dat ze op school zaten om de mensen te leren dienen en niet om hen uit te buiten. Ik dacht aan Multatuli. We kregen een maaltijd aangeboden, maar Swamiji zei dat hij op Krishnajayanti vastte. Dat deed ik dan ook maar. Terug in Delhi kreeg ik te horen dat onze vlucht een week was uitgesteld. We logeerden bij een weduwe met een zoon en twee dochters, die woonden in een betonnen blok, nog gebouwd door de Engelsen tijdens de oorlog. Swami Vimalananda, die met mij was meegekomen naar Delhi, zei me niets te vragen, want onze gastvrouw zou op zoek gaan tot ze vond wat ik vroeg. Ik moest voor hen zingen en ze werden euforisch.
Op een dag waren we uitgenodigd op de maaltijd door een vrouwelijke professor en haar man. Ze namen ons ’s avonds mee naar een grote zaal. In het midden stond een olielamp. Daar rond dansten de mannen. Ze beeldden het leven van Krishna uit. Ze vierden die avond zijn huwelijk met Roekminie. De vrouwen zaten apart. Na een paar uren gingen de mannen zitten en dansten de vrouwen. Dat ging door tot ’s morgens. De deelnemers waren allemaal afkomstig uit Tamil Nadu, de deelstaat waar men Tamil spreekt. Ze kwamen elke week samen voor de studie van liederen van de grote wijze Aroenagirinaathar (1370-1450). Hij was de zoon van een weduwe en had een veel oudere zus. Ze hadden een andere vader. De moeder had op haar sterfbed haar dochter doen beloven dat ze altijd voor haar broertje zou zorgen. Ze had hem echter hopeloos verwend. Op zekere dag was er geen geld voor zijn bezoek aan de plaatselijke prostitué. Ze zei: “Als ik jou mijn lichaam aanbied zal dat wel niet zo’n grote zonde zijn aangezien we een andere vader hebben.” Haar broer was zo geschokt dat hij dacht: “Wat ben ik toch een last op deze wereld.” Hij vluchtte het huis uit, rende naar de tempel, beklom de toren en sprong. Maar tot zijn verbazing was hij niet dood en stond Moeroega naast hem, die zei: “Ik heb een taak voor jou. Je moet mijn glorie bezingen.” “Maar ik ken geen Sanskrit en ben ook niet goed in het Tamil.” “Maak je geen zorgen.” Hij gaf Aroenagirinaathar een zin en met die als basis componeerde deze tal van liederen waarvan er nu nog duizend worden gezongen. Moeroega betekent: die altijd jong is. Hij is de broer van Ganesha en een manifestatie van de kracht die uit Shiva’s derde oog kwam toen de god Kaama Hem uit zijn meditatie wilde halen, omdat ze Hem op aarde nodig hadden. Agni, de god van het vuur, kon die kracht niet de baas. Hij dumpte ze in de Ganges waar ze in een rietveld de vorm van een mannelijke baby aannam, die werd gezoogd door de zes Krittikaas die er verbleven. Dit betekent dat het menselijk lichaam een manifestatie is van de kracht van Shiva. De zes godinnen zijn de zes Chakras of energiecentra in het lichaam. Sahasraara op de top van de schedel is geen Chakra. Als de Koendalinie opstijgt naar de top van het hoofd is het of men door zes poorten gaat. Waar men uitkomt als men door de zesde poort gaat, is geen poort meer, maar dat wat ruimte, vorm en tijd overstijgt.
In oktober 1984 had ik mijn vrouw meegenomen naar India. De hele groep die ik in 1973 had leren kennen in Delhi was er ook op zekere dag. Er zijn in Sivananda Aashram 108 treden van de straatkant naar de plaats waar de tempel staat. Om twee uur in de middag zong de voorzanger een lied van Aroenagirinathar. De hele groep volgde. Om 6 uur waren ze boven.
Ondertussen had Yoga me volledig te pakken. Het was niet meer: “Ik doe Yoga van dat uur tot dat uur.” Mijn hele leven was Yoga. Alles wat men buiten Yoga plaatst, wordt een probleem. Dat was het inzicht dat in mij wortelschoot.
Ik groeide grotendeels op bij mijn grootouders van moederszijde, een katholiek nest. Ik werd het vasten, het bidden, het naar de mis gaan enz. kotsbeu. Gelukkig had mijn vader communistische sympathieën. Het communisme was populair na de oorlog. De Russen hadden miljoenen mensen verloren in hun strijd tegen de nazi’s. En men wist nog niet wat Stalin op zijn kerfstok had. We mochten van mijn vader op school moraal volgen in de plaats van godsdienst. Toen ik Swami Sivananda’s boeken las, nam ik aanstoot aan het veelvuldig gebruik van het woord God. Maar ik bleef lezen en spoedig zag ik in dat de Swami er iets heel anders mee bedoelde. God is Bhagavaan, de bezitter van alle heerlijkheden. Men ziet heerlijkheden (bhagas) in de mens, zoals schoonheid, kracht, charisma, goedheid en intelligentie. Maar ze zijn van tijdelijke aard en hoe dan ook toch enigermate bezoedeld. Er is een Werkelijkheid waarin die heerlijkheden onbeperkt en onbezoedeld aanwezig zijn en daarom noemt men Hem Bhagavaan. Men vroeg aan Mozart waar de prachtige muziek vandaan kwam die hij schreef. Hij antwoordde dat die muziek er al was, dat hij ze alleen maar moest opschrijven. Hij ontblootte Gods heerlijkheden. Men kan die Werkelijkheid nooit begrijpen of onder woorden brengen. Men kan Ze alleen zijn. Sant Kabier (vijftiende eeuw) schreef: “Al maakte ik de hele wereld een blad papier, van alle woudbomen een pen, van de zeven wereldzeeën een inktpot, Hari’s (Gods) glorie beschrijven kon ik niet.”
We leerden op school dat de monotheïstisch godsdiensten superieur zijn. Maar is dat zo? Ze bezorgden de wereld vooral veel lijden. De islamisering en de kerstening gingen als een platwals over de wereld. Alle culturen werden uitgeroeid, behalve één, de cultuur die men hindoeïsme noemt. Maar dat is een naam die door niet-hindoes werd bedacht. Hindoes zelf noemen hun religie Sanaatana Dharma, de eeuwige religie. De basis ervan is Yoga of vereniging: we delen eenzelfde Bewustzijn of Ziel of Zelf, Soetraatman, de Draadziel. We dragen slechts een ander lichaam. Ze is zo oud als de mensheid zelf. De mens is een vragensteller. Misschien zat een holenmens te genieten van de zonsondergang en dacht hij: “Wie laat die bal zakken en wie trekt hem weer op?” Dit was het begin van de religie en van de wetenschap. Wie heeft de scheikunde uitgevonden? En de wis-, en de sterrenkunde? Niemand. Wie heeft het hindoeïsme uitgevonden? Niemand.
De monotheïstisch godsdiensten onderdrukken de vrijheid van denken. Denk maar aan wat Galilei overkwam: geloof dit of je bent dood. Waar men de vrijheid van denken onderdrukt, worden monsters geschapen. De oude Vedische zieners zeiden dat we miljoenen jaren nodig hebben gehad om een geest te ontwikkelen zoals wij er nu een hebben. Ze zeiden dat je hem sterk en zuiver moet maken en dan vragen stellen. En ze zeiden ook dat je uiteindelijk die geest moet doden (manonaasha).
Dan kom je in een staat waarin de hele schepping haar geheimen prijsgeeft. Ze hadden dus geen geloofssysteem. Het waren en zijn vragenstellers. Ze hebben een bepaald concept dat ze Ishthadevataa noemen. Dit betekent: de uitverkoren godheid. Ieder heeft zijn eigen God. Al is Hij zonder naam en vorm, ze bekleden Hem ter wille van de meditatie met naam en vorm.
Tijdens mijn reizen in India met Swami Vimalananda als gids logeerde ik meestal bij mensen thuis. Alvorens te eten doen ze poejaa: ze offeren het voedsel en dan wordt het prasaad. Op hun altaar staat voor ieder gezinslid een godenbeeldje. Vind je je gading niet onder de populaire goden? Maak er zelf een en bekleed Hem of Haar met de gaven die je wil ontwikkelen. En het zijn allemaal hindoes.
Mijn broer die in 1970 naar India ging, bracht mij het verzameld werk van Swami Vivekananda mee, acht dikke boekdelen. Ik las er wat in en zette ze ongeïnteresseerd in een kast. Een jaar later moest ik die kast schoonmaken. Ik begon in het eerste deel te lezen. Mijn vrouw zei: “Zo zal het wel vooruitgaan.” Ik heb ze bij wijze van spreken in één adem uitgelezen. De boeken waren niet veranderd. De lezer was veranderd. De priester staat aan zijn altaar met de handpalmen samen voor God “in den hooge”. De hindoe en de Yogi kijken naar binnen en ze begroeten elkaar met dat gebaar. Als dit bewustzijn, de zaligheid van sprakeloosheid daagt, schieten woorden tekort.
André Van Lysebeth stichtte de Belgische Yoga Federatie in de jaren zestig. Ik zat in het bestuur. In de vergaderingen werd Frans gesproken. De Vlamingen pikten dit op zeker ogenblik niet meer. Ze stelden voor dat iedereen in zijn eigen taal sprak, maar de meeste Walen kenden geen Nederlands. Zoals alles in België werd de federatie opgesplitst en ontstond de Yogafederatie van de Nederlandstaligen in België (YFNB).
Gérard Blitz (1912-1990) was een Joodse diamantair. Hij stichtte in 1950 de Club Méditerranée. Hij behaalde voor Belgie de bronzen medaille in waterpolo tijdens de Olympische Spelen van 1936. Hij vluchtte voor de oorlog naar Frankrijk.
In het begin van de jaren zeventig stichtte Gérard Blitz de Europese Yoga Unie (EYU). Hij contacteerde daarvoor de federaties in de Europese landen. In Belgie begon zijn speech in het Frans, maar tot onze verbazing ging hij na een tijd door in het Nederlands, want hij was zijn moedertaal niet vergeten. Toen ik dit te weten kwam, stuurde ik hem ons maandblad. Hij vroeg wie die Swamis waren over wie ik schreef en of die naar de Internationale Yogaweek in Zinal zouden willen komen. Swami Satchidananda ging akkoord, maar hij schreef aan Blitz dat “hij Narayana uit Belgie ook moest uitnodigen”. Zo heb ik in het begin van de jaren zeventig tot 1990 lesgegeven in Zinal, waat de Club Méditerranée een gebouw had met meer dan 600 kamers. De eerste week van september huurde de Europese Yoga Unie het hele gebouw met de bediening inbegrepen. Dit personeel bestond uit Oostblokkers. Na de vakantie moesten ze terug naar huis. De overvloedige maaltijden waren in buffetvorm. Er waren Yogalessen en andere programma’s. Ik hield Satsang en gaf lessen in het Nederlands, het Frans en het Engels en had veel succes.
Gérard vroeg of ik geen lid wilde worden van het vijfkoppig bestuur van de EYU. Ik liet me overhalen. Dit bracht wel mee dat ik elke maand een dag naar Parijs moest om te vergaderen. Ik had gelukkig een goede baan en kon me vrijmaken wanneer ik wilde. Ik moest ook enkele federaties bezoeken tijdens hun jaarlijkse samenkomsten.
Het was niet de bedoeling dat men zijn vrouw meenam, zei men mij. Maar ik nam ze toch mee, want het moest toch altijd plezierig blijven. Het was te nemen of te laten. Op de meest gastvrije manier werden we ontvangen in Engeland. In Zwitserland zetten ze me ter compensatie op het programma voor Yogalessen in het Frans. In Frankrijk lieten ze mijn vrouw duidelijk voelen dat ze niet welkom was. We moesten onder andere eten uit hetzelfde bord. Dat doen we soms thuis ook. Ook de Italianen waren bijzonder hartelijk.
Op zekere dag kwam het bestuur naar Aalst om te vergaderen. ’s Middags zei Gérard dat ze op restaurant gingen. Ik nodigde hen uit bij me thuis. Mijn vrouw had gekookt, maar dat interesseerde Gérard niet. Ik zei dat ik geen onnozel geld uitgaf. Blitz leefde graag op grote voet. Hij gaf geld uit als water. We vergaderden eens in een van de duurste hotels van Montreux. We vroegen hem waarom dat allemaal zoveel geld moest kosten. Hij antwoordde: “J’ai ma fortune personnelle.” Maar hij kreeg lymfekanker, wat hem velde in enkele maanden tijd. Vel over been kwam hij in Zinal afscheid nemen tijdens de Yogaweek. Zijn kinderen hadden de tijd gekregen om het fortuin te verdonkeremanen. Zelfs zijn vriendin Heidi, bleef in de kou staan. Het gebouw in Zinal werd verkocht. Dit was het einde van de Yogaweek. Roeland Fauconnier was op dat ogenblik voorzitter van de YFN. Hij was conflictmanager voor een oliemaatschappij. Hij zocht het bestuur van de Club Med op en stelde voor dat ze de helft van de schuld kwijtscholden. Dat was beter dan het faillissement en het verlies van de hele schuld. Dit voorstel werd aanvaard. De neringdoenden in Zinal verloren een week waarop ze nog eens extra hun brood konden verdienen, maar ze sloegen de handen in elkaar en de week kon en kan nu nog altijd doorgaan gespreid over de hele vallei. In plaats van de eerste week van september vindt de International Yogaweek nu plaats in de laatste week van augustus.
Ere wie ere toekomt: in de tijd van Gérard Blitz was Zinal een ontmoetingsplaats; het werd na hem in de kortste keren een plaats van regelgeving. Men zegt dat de duivel klanten verliest als ze tot Yoga komen, maar dat hij zich daar geen zorgen over maakt, omdat hij ze terugwint als ze het gaan organiseren.
De Yogafederatie bestond meestal uit mensen die links en rechts al Yogalesgaven en tijdens het tweede Yogacongres had Van Lysebeth lijsten van hen gemaakt. Ik gaf hem zeven namen. Hij zette drie ervan op zijn lijst. Toen ik daarover aansprak zei hij dat zeven te veel was voor een boerengat als Aalst (sic). Dat was natuurlijk niet bevorderlijk voor de goodwill. Een van de activiteiten van de federatie was het vormen van Yogaleraren. André Van Lysebeth en Eric Gomes organiseerden een vierjarige cursus in Gent op zaterdagvoormiddag. Ze vroegen mij het vak Yogafilosofie voor mijn rekening te nemen. Onze penningmeester Moeroega (Marcel Deneef) was een kapper en die hebben het op zaterdag heel druk. We stelden als voorwaarde dat hij mocht inschrijven en dat wij hem zouden bijwerken. Ze gingen akkoord. Maar tijdens de eerste examens braken ze hun woord: hij mocht niet deelnemen. Uit solidariteit trokken we ons terug.
De opleidingsschool van de federatie flopte door de vele discussies tussen van Van Lysebeth en Gomes. Gomes zei: “Yoga zal mét de wetenschap zijn of zal niet zijn.” De stelling van Van Lysebeth was dat de wetenschap veel te leren heeft van Yoga. Dit was en is ook mijn idee.
We besloten dan maar zelf een opleiding te organiseren. In 1969 stichten wij ze op papier. In 1970 gingen we daadwerkelijk van start. Er waren al een aantal mensen die voor ons Yogales gaven. Ze zeiden dat ze het toch eens onderbouwd wilden hebben door theoretische lessen. Dit mocht in mijn opinie geen academische aangelegenheid worden, maar een ervaringsgericht avontuur.
Iemand een Mantra geven bijvoorbeeld neemt hoop en al een half uur in beslag. Maar dan moet de ingewijde ermee aan de slag gaan en oefenen op dagelijkse basis. We zijn er sinds 1970 ononderbroken mee doorgegaan. We hebben honderden Yogaleraren opgeleid in Vlaanderen en Nederland.
De mentaliteit is ondertussen veel veranderd en zeker niet verbeterd. In de begintijd was alles in eigen land. We hadden onze moeilijkheden. Maar nu zijn we mondiaal gegaan en krijgen we de problemen van de hele wereld op ons bord. Mensen krijgen er een olifanten vel van. Of je met iemand samenwoont en getrouwd bent of niet of je nu homo bent of niet, niemand die het kan schelen. Homo’s moeten wel oppassen voor communisten en moslims. We hebben met andere woorden een voordien onbekende vrijheid. Bovendien hebben we een comfort waar zelfs Cleopatra niet kon van dromen? Maar gaat het goed met ons? Neen. Ook de degelijkheid is vaak ver zoek. Het probleem? We hebben geen innerlijkheid.
De digitalisering deed haar intrede. De generatiekloof is groot. Maar Swami Sivananda zong: “Adapt. Adjust. Accommodate.” Dat heb ik dus ook gedaan. Ik lever mijn bijdrage nog nu ik 87 ben naar beste vermogen en heb een aantal toegewijde en ernstige leerlingen. In het middelbaaronderwijs moesten wij een boek in het Frans lezen van de zestiende eeuwse schrijver Rabelais. Ene Pantagruel werd aangeworven door een beroemde predikant. De predikant zei hem: “Je moet naar al mijn preken komen luisteren en je moet het me zeggen als ik in herhaling val of als ik me verspreek en als de samenhang wegvalt.” Na jaren werd het duidelijk voor Pantagruel dat de bisschop dit stadium had bereikt. Hij sprak er zijn broodheer over aan en werd op staande voet ontslagen. Ik hoop dat dit me niet overkomt.
Als men mij vraagt na drieënzestig jaar op het Yogapad wat Yoga is, heb ik maar één antwoord. Yoga is een staat van genade.
Mijn filosofie is: “Naaham kartaa Harih kartaa. Ik ben niet de doener, God is de doener.” Laat Hem handelen. Hij doet dat perfect. En mijn raad aan al wie dit leest is: ”Eet je dagelijks brood. Loof de Heer en laat de wereld de wereld zijn.”
Een slecht geheugen is de weg naar het geluk. Dit zei ik tegen een leerling die er zich kwam over beklagen dat een andere leerling hem zwaar had beledigd. “Met een slecht geheugen was je de belediging al lang vergeten”, zei ik hem en ik voegde eraan toe: “Een goed geheugen is de weg naar het geluk. Ik merk dat je alles vergat wat ik je leerde. Met een goed geheugen had je alles onthouden en dan had je nu geen probleem gehad.”
Tot besluit
Ik was online en ga nu offline,
maar de hele tijd was ik inline.
Narayana